vrijdag 25 juni 2004

ketting analogie


Dit diagram geeft de woorden weer zoals ze in het woordenboek beschreven staan.
De omschrijving van woorden loopt van onder naar boven toe, startend bij honk, bal en knuppel. Zij eindigen als er meer dan 1 woord nodig is voor de omschrijving of als het woord dat het moest omschrijven weer terugverwees naar het er voorafgaande woord.
De rode rechthoeken zijn woorden die wel in de Dikke van Dale staan maar niet in het prisma nederlands woordenboek, de groene rechthoeken zijn woorden die wel in het prisma nederlands woordenboek staan maar niet in de Dikke van Dale.
De kans dat ik met 'bal' de juiste intentie heb is dus 1/6, de kans dat met 'honkbalknuppel' een middeleeuws strafwerktuig bedoelt wordt is: 1/3 (knuppel) * 1/3 (stok) * 1/8 (het bedoelde item) = 1/72
Men is van 'honkbalknuppel' via 'knuppel','stok','stengel' naar 'steel' in slechts 4 stappen.
Een 'honkbalknuppel' kan men nog op een bruikbare manier 'steel'
noemen. Maar om 'honk' (of zelfs 'honkbalknuppel') een 'verwijde rivierbocht' te noemen lijkt toch een onpraktische verbinding te zijn, hoewel dit al is bereikt in slechts 3 stappen.
Het kost slechts 9 stappen om van 'honkbalknuppel' naar 'oplichter'
te komen. Behalve 'verwijde rivierbocht' lijken alle andere uiteinden toch op een of andere manier een niet al tever gezochte koppeling te hebben met 'honkbalknuppel'. In totaal verwijst 'honkbalknuppel' naar 55 andere betekenissen.
Er is echter GEEN cross-over tussen de woordzaken 'honk', 'bal' en 'knuppel' (behalve dan dat ze zich verdichten in het woord 'honkbalknuppel') dwz. dat er geen woord is dat in meer dan een woordzaak aanwezig is, maar er is bij alle drie wel een verwijzing naar een spelelement (gele rechthoeken)
Er is wel een discrepantie in betekenis bij 'knuppel' aangezien de betekenis handig en onhandig (ook al bij 'lummel', 'lomperd' en 'kluns') allebei in de woordzaak 'knuppel' vertegenwoordigd zijn.
Nu vraagt men zich natuurlijk af waarom stuurknuppel of zwengel er niet bijstaan, want daar is toch wel duidelijke link naar 'knuppel'. Dat is ook zo, maar het schemaatje volgt alleen de definities/omschrijvingen/opsommingen en toont niet de woorden waarin een knuppel word gebruikt.
Men zou dan ook een lijst kunnen maken met alle woorden die een analogie (letterlijk of figuurlijk) met knuppel hebben.
Voor het volgende komen alle woorden uit het prisma handwoordenboek nederlands.
Zo verwijzen staak, club en staf naar het woord 'stok',
anderen woorden waarin een stok een rol speelt zijn:
plak, hockeystick, ploertendoder, zwingel, vuurzweep, vlegel, knots, knevel, roest, rek, roede, gard, talon, standaard, pikhaak, pikollen, mispelaar, kruk, haringspeetje, stelt, rotting, aalspeet en dakruiter,
voor samenstellingen waarin stok een rol speelt vind men: golfstok, kolfstok, polsstok, dirigeerstok, strijkstok, wandelstok, aanwijsstok, rolstok, trommelstok, roerstok, roeistok, bergstok, peilstok, zitstok, likstok, wortelstok, eierstok, bezemstok, kapstok, kerfstok, biljartstok, zuurstok, vechtstokjes, dorsstok, spanstok, zwavelstokje, halfstok, stuurstok, skistok, draagstok, stokstaartje, stokoud, stokslag, stokstijf, stokdoof, stokpaard, stokbrood, stokvis, stokbewaarder, stokroos, luciferstokje, steunstok, loopstok, kapittelstokje, wattenstokje, toverstok en springstok
Hetzelfde kan men doen voor paal en dan zijn spier, gard, roede, juffer, perkoen, boom, stander en mast bepaalde soorten 'paal'.
Natuurlijk zijn ook in deze samenstelling mogelijk: praatpaal, schandpaal, geselpaal, wrijfpaal, scheukpaal, schurkpaal, piketpaal, tuipaal, hinderpaal, totempaal en grenspaal.
De betekenis van slaghout hebben alleen hockeystick, kolfstok, knots, ploertendoder en misschien ook dorsstok en geselpaal.
Op dezelfde wijze verricht men het met het woord 'balk' en verkrijgt: slikhout, inhout, rib, ligger, schoor, rust, gording, regel, toog, latei, sloof, korteling, haalboom en legger, en weer de samenstellingen: draagbalk, hanebalk, steunbalk, bodembalk, schoorbalk, strijkbalk, staartbalk, moerbalk, kraanbalk, huilebalk, afzetbalk, springbalk en monierbalk.
Het is nu wel duidelijk dat geen van de woorden de zelfde eigenschap heeft als 'honkbalknuppel' nl: 3 woorddelen.
Men kan hetzelfde doen voor plank: plak, zwingel, strook, vondel, schroot, deel, bat, plaat, bord en schap, en de samenstellingen:
planketsel, plankier, wipplank, veerplank, tekenplank, kastplank, windplank, kippenplank, plankgas en hakplank
.
En voor lat: spalier, rek, regel, raster, rij, tengel, richel, latel en wouterman, in samnstellingen: meetlat, lattenkist, sneeuwlat en rekenlat.
Het enigste slaghout is: bat, maar dan als een slagplank die gebruikt word voor cricket
Men zou nog algemener kunnen kijken en het woord hout uitzoeken aangezien men met 'een stuk hout' ook al genoeg bedoelt.
Slaghout noemt men dan ookwel hakhout of schaarhout.
De rest is brandhout (aangemaakt met een vlamhoutje) en de honkbalknuppel is ermee een kromhout gemaakt van kreupelhout of ijzerhout.
Rospaal is niet vindbaar in een woordenboek maar toch begrijpt ieder wat ik bedoel.
Het lijkt erop dat men met 'honk', 'bal' en 'knuppel' alleen dingen kan aangeven waarvan men ontwetend is of men zou
elke verwijzing naar de werkelijkheid in de taal niet al te serieus moeten nemen. Men zou dan moeten doen alsof een 'honkbalknuppel' niet bestaat (maar met al die stokken die men in de taalomgeving tegenkomt -neem alleen al de tafelpoot- zal dat toch moeilijk te vermijden zijn) of moeten doen alsof men ertegen praten kan (praatpaal/praatstok) wat absurder is.
Gek genoeg is de kans dat beide het over dezelfde stok hebben (en betreft het een contextloze 'stok') en men rekent de samenstellingen met dat woord in de mogelijkheden mee: 1/(72^2)=1/5184 dus 0.0001929012346, het is dus zeldzaam dat 2 personen elkaar op die manier verstaan; of men moet onder vertstaan begrijpen dat men naar hetzelfde aantal mogelijkheden verwijst.
De kans dat beide personen het eens zijn over 72 mogelijkheden (synoniemen) met stok is eveneens afhankelijk van iemands taalomgeving. Het veschil tussen een timmerman, boer, winkelier, honkballer, fabrieksarbeider of verpleegster qua taalomgeving moge duidelijk zijn. Van een taalomgeving een speelbal maken is met 'honk', 'bal' en 'knuppel' niet het moeilijkste. Een taalomgeving is echter meer dan alleen een zaak van woorden. De vraag die overblijft: is een 'honkbalknuppel' voor of tegen een taalomgeving?
Het lijkt er meer en meer op dat het een zeef is.
Enige speelbal voorbeelden die worden gegenereerd zijn:
Indien er geen honk (vrijplaats/thuis) en geen bal (speelwijze/danspartij/geld) is dan blijft alleen de knuppel over. Kortom: als alles bezet/niet thuis is en men zit zonder ballen (werkeloos?) dan blijft alleen knuppel over. Dat is een visie een andere noot is Resistentialism, want met geen honk en geen knuppel (dakloze?) blijft men over met ballen.
Geen bal (geld) en geen knuppel (kluns) lijkt de vrije-marktwerking van de commerciële sector te zijn.
Zo kan men de al welbekende 8 mogelijkheden construeren waarbij geen honk en geen bal en geen knuppel uiteraard geen bal is, wat dan een honk en bal en knuppel moet voorstellen laat ik graag over aan de neerlandici, waarschijnlijk bakken die wat meer van deze woordmoleculen.
Het enige wat aan 'honk' en 'bal' gemeenschappelijk lijkt te zijn dat ze groter (toenemend) of kleiner (afnemend) kunnen zijn. Afnemend tot niets en toenemend tot universeel. De knuppel is het onveranderlijke element (d.e.s.d. indien het een honkbalknuppel is die men dan al niet gebruikt voor honkbal of kastië, ondanks de vergelijking met lat, stok, paal en balk) want het is tijdelijk niet medespelend. Maar het is duidelijk dat indien men hiermee denkt iets te kunnen verklaringen er in werkelijkheid alleen de verwarring zal toenemen. Dit doet vermoeden dat dat de bouwstenen van de verwarring steeds dezelfde zijn, ongeveer gelijkwaardig aan: stamcafe, poesje en bier...

Klaar aan de overkant?
save