In de ogen van dieren moeten we rare wezens zijn: snachts laten we ons opeten door grote 'beesten' die zich nooit verroeren en die ons in de ochtend weer uitspuwen om ons vervolgens weer te laten eten door glimmende 'beesten' die heel hard kunnen rennen en daarna worden we gegeten door enorme of niet zo enorme 'beesten' die ons massaal of niet zo massaal verscheuren.
Af en toe gooien al die 'beesten' ook nog eens eetbaar spul langs de weg. Zelf zijn die 'beesten' nooit eetbaar.