vrijdag 12 januari 2007

chapter 1: de verstrikking


De anatomisch correcte hond liep de deur voorbij die zojuist gesloten werd.
Even verderop plaagde een meisje enkel vissen in de vijver. De hond constateerde dat het meisje niet voor hem bedoelt was en hervatte zijn richting. Onderwijl wandelde twee mensen het park in. Het meisje hield op met steentjes over het water te laten ketsen.
De prullebak verloor de strijd om een stuk brood, de eenden waren al ter plaatse.
Luid kwaakend om elkaar heen. Het meisje sprong van de vijverrand en kuierde het pad op. Een zon schitterde. Enige bijen bromden zich een weg door de lucht. Het gekwaak verstilde en plonsde zich vervolgens de vijver in. De hond kruiste het meisje waarna een schaduw hen beide opslokte. "Er was geen tijd meer," zei de ene helft van het koppel: "we hebben gedaan wat we moesten doen". Een bij bromde voorbij. "Niet leuk; maar waarom niet?" sprak het ander lid van het duo. De ander zwaaide halfslachtig met zijn arm. Hierop blafte de hond. Degene die het laatste gesproken had maakte een duik beweging met zijn hoofd. Even onzichtbaar voor de hemelsblauwe lucht kroop de schaduw over hem heen. "Er was geen tijd" verhaalde de tweede lid van het gesprek. Nu zag het meisje hen beide. De warmte was voelbaar en bezwangerde de ruimte. Dennetakken striemde in zijn gezicht: "je laat me schrikken!". De bij sprong tegen de neus van het meisje. Een roep naar de hond kromde zich om hen heen. Een lichtkolom brandde zich op de huiden. "He?," sprak de eerste weer: "ben je gestoken?". Het meisje begon te huilen. De hond spurte haar voorbij. "Was er een bij?" repliceerde de tweede. "Ik dacht het wel" beweerde de ene. Een loodgrijze wolk verdreef de zon. Een lieveheersbeestje droomt onbevredigd. En een windzucht blies een perfect bloemblaadje van een wanstaltige roos naar de grond.