Hugo Raes stelde in zijn boek: Reizigers in de Anti-tijd al dat de wereld is gebaseerd op angst en niet op sex. Deze omkering van freudiaanse waarden heeft me altijd verrast maar waarschijnlijk is het een kloeke waarheid. Want goeie sex heeft zijn wortels in angst. Sex om de sex is klef en laf itt. sex om het presteren. De wereld is gebaseerd op sex en sex is gebaseerd op angst. Want sex is iedere keer als een beetje doodgaan. Dus de wereld is gebaseerd op angst.
Victoriaanse sex die verboden is en omgeven door taboes of sex na de sexuele revolutie.
Sex als dreigement in dit AIDS tijdperk. Sex met een idioot met een biertje in zijn hand is ook een horrorbeeld.
Sex met de deur op slot. Sex met een onbekende. Sex waar je betrapt kan worden.
We hebben dus eigenlijk niks te klagen.
Sex in nergenshuizen is de apex van die fantasie en niet te bevredigen (en dat is niet hetzelfde als onverzadigbaar).
De politieke identiteit in deze sexprestaties is echter of mensen die niets te vrezen hebben dan niet langzaamaan zullen uitsterven aangezien hun sexueel genoegen ver onder de maat zou moeten zijn.
En hebben de armoezaaiers van de wereld betere sex dan de machtigen der aarde?
Kijkend naar de economische verdeling van de productiemiddelen en kapitaal en het aantal nakomlingen bij deze verdeling zou men zeggen vanwel. Al heeft men op school geleerd dat de armen meer kinderen hebben zodat deze voor de oude dag van de ouders hadden te zorgen, toch zijn het de armen die de meeste kinderen baarden terwijl de kapitaalkrachtigen het wel betalen kunnen of was er soms geen geld voor een condoom?. Er lijkt toch iets meer aan de hand te zijn dan alleen een huishoudgeld kwestie. Het moge duidelijk zijn dat in een populatie waarbij de 5% machtigen tegenover de 95% van het gepeupel, de machtigen absoluut en relatief (nog) nooit nog méér kinderen zullen kunnen werpen dan het gepeupel. En is er voor het gepeupel die alleen al door geldnood constant in vrees moeten leven dus betere sex, of zou gevreesd worden ook tot betere sex leiden?
Het ongeloof van het gepeupel in deze is tegelijk het bewijs. Alhoewel je in psycho-sociale theorieen nooit praten moet over bewijs maar op zijn best over gebrek aan inconsistentie (oftewel de constructiewaarde, zo heeft de relativiteitstheorie meer constructiewaarde dan het marxisme en het marxisme heeft meer constructiewaarde dan het katholisicme).
En bestaat er dus geen absolute psycho-sociale theorie aangezien ze alle moeten zijn geankerd in hun tijdsgeest (waarmee ze consistent zijn).
Hoogstens kan men proberen al deze theorieen te synchroniseren met elkaar
(Jeder Vorstellung ist eine Tatsache und jede Tatsache hat seine Vorstellung, vrij naar Witggenstein)