donderdag 19 januari 2006

individuatie

Stel dat men bij geboorte alle mogelijkheden nog bezit als potentieel en dit rekenkundig laat vertegenwoordigen door een 1, bij leven neemt het aantal mogelijkheden langzaam af totdat men de dood betreed (en dat is zeker omdat niemand het leven levend verlaat). De kans die men dan overhoudt moet de 1/6 miljardste benaderen als men alle mensen meerekent waarvan dit individu zich nu onderscheid.
Elke gebeurtenis verkleint de kans die men oorspronkelijk bij geboorte had.
De kans dat een andere dezelfde levensloop volgt is dus praktisch nul indien men alles meerekent. Toch heeft het merendeel van de mensen een eerste schooldag, diploma, werk, huis, trouwen, kind etc., welke school, diplomapunten, status van het werk, waar en wat voor een huis, met wie getrouwd en welk kind differentieeren deze ijkpunten. Mer nog echter door de onomkeerbare handelingen en honger.
Als de gehele mensheid uit slechts 8 personen bestond zou de gehele individuatie leiden tot een kans van 1/8, want dat is wat dat individu onderscheid van de andere 7.
Nog vreemder word het als de gehele mensheid uit slechts twee individuen bestaat, ze hebben beide 1/2 kans op hun levensloop. Indien alleen robinson crusoe overblijft dan is iedere vergelijking ondoenlijk.
Dus hoe meer mensen hoe minder kans (op een gelijkgezinde).
Waarmee het feitelijk onmogelijk is dat mensen zich (gedeeltelijke) herkennen in een ander en het onbegrip aleen maar toeneemt. Gelukkig is communicatie altijd mogelijk.
En de natuur heeft ons van alle belangrijke organen er twee gegeven behalve verstand en een mond. Of het verstand zou een reserve mond zijn moeten, helaas is de mond geen reserve verstand.
Met evenweel recht zou men zeggen kunnen dat men bij geboorte geen kans heeft aangezien een baby nog geen gebruik van het potentieel aan mogelijkheden kan te maken of zelfs dat het evenveel kans heeft als iedere andere baby en de kans dat het sterft bij iedere verwerkelijking van zijn levensloop alleen maar toeneemt. Men zou dan gaan van 0 (of 1/6 miljardste) naar 1. Het enigste mogelijke pad dat men kon volgen blijkt bij de dood. En de vrije wil definieert dat pad.
Beide redeneringen geven iedere baby evenveel kans (1 of 0) maar in werkelijkheid is de omgeving van de baby al bepalend voor zijn kans, economisch, cultureel, bij natuur en sociaal.
Hierbij is de omgeving toch substraat of additief. De levensloop van het individu eindigt toch in de dood en werd ook bepaald met economische, culturele, natuurlijke of sociale factoren.
De levensloop en zijn mogelijkheden en de mogelijkheden van de omgeving lijken aan eenzelfde wetmatigheid te gehoorzamen. Ook de omgeving eindigt voor het individu dat sterft in de dood. Het potenteel van de omgeving was derhalve bij aanvang 1 of 0.
Het potentieel van een baby kan niet 1 zijn als dat van zijn omgeving 0 is en visa versa. Dus het potentieel van baby en omgeving zijn een en dezelfde.
Dus is de redenering geldig en die redenering is waar die mogelijk is bij de omgeving. Hiermee is gelijktijdig de kans van de omgeving bepaalt (vrij gezegd: de levensloop van de omgeving bij gratie van het individu).
Stel nu eens voor dat de pasgeborene een handicap heeft (blind, doof of stom) zelfs dan kan alleen dat individu zijn levensloop verwezenlijken zoals alleen hij dat potentiaal benutten kan. De verwerkelijking ervan door vrij wil en oordeelskracht is geheel overgeleverd aan de mogelijkheden.