Het kwaad is te herleiden tot onwetendheid. Niemand handelt willens en
wetens verkeerd (Socrates).
Het kwaad bestaat uit het willens en wetens
ondergeschikt maken van de rede aan de zinnelijke begeerten
(Aristoteles).
Het kwaad ontstaat wanneer schepselen met een vrije wil
zich afwenden van God ten bate van door hen hoger geachte maar in feite
inferieure zaken (Augustinus).
De wereld als geheel is goed
en het kwaad speelt slechts op individueel niveau een rol. Het
individuele kwaad is een bijkomstig tekort van de handelende persoon
(Thomas van Aquino).
De mensen zijn niet over de hele linie slecht maar
ze zijn doorgaans makkelijk te corrumperen. De mensen zijn zo geschapen
dat hun verlangen naar het verkrijgen van zaken altijd groter is dan hun
mogelijkheden om die zaken te verkrijgen, hetgeen in ontevredenheid
resulteert. De oorsprong van ondeugd en het kwaad gelegen is in de vrije
tijd. (Machiavelli).
Het kwaad schuilt slechts in de weerspiegeling van onze
angst voor door ons als bedreigend ervaren dingen (Spinoza).
Het kwaad
is de perceptie door mensen van een vermindering van hun geestkracht,
niet een natuurlijk defect van bepaalde dingen (Spinoza).
Het kwaad is
vooral het sociale kwaad dat de mensen elkaar aandoen door samen te
leven in suboptimale instituties en praktijken. Het onderscheid tussen
goed en kwaad is een onderscheid dat de rede niet kan maken (Hume).
De
mens is van nature goed en het is de beschaving die hem slecht maakt
(Rousseau).
Het a-specifieke kwaad bestaat in de
maatschappijvormen van tirannie of anarchie. Het specifieke kwaad
bestaat in afwijkende ideeën van burgers over moraal, godsdienst en
staatsinrichting en de daaruit resulterende aantasting van het wettig
gezag (Hobbes).
Ondanks het feit
dat hij gedreven wordt door eigenbelang is de mens noch goed noch kwaad
(Hobbes).
Het ontluikt telkens als mensen hun
eigenliefde boven de moraal stellen (Kant).
De mens heeft met zijn eigenliefde en eigenbelang een
diepgewortelde aangeboren hang naar het kwaad (Kant).
Het kwaad is niet volkomen te begrijpen. Het enige
onvoorwaardelijk goede aan de mens is zijn goede wil (Kant).
Een kwaad
brengt vaak iets goeds tot stand dat zonder dat kwaad niet verwezenlijkt
zou zijn. God schiep de best mogelijke wereld (Leibniz).
Elke theodicee
(verdediging van de rechtvaardigheid van God) leidt onherroepelijk tot
het goedpraten van het pijn lijden van de ander (Levinas).
Kwaad is
het uit angst en vertwijfeling niet jezelf willen zijn en in plaats
daarvan je verantwoordelijkheden ontlopen. De zonde is er niet in
gelegen dat de mens het goede niet begrepen heeft maar dat hij het goede
niet wil begrijpen en dat hij het goede niet wil (Kierkegaard).
Iemand kan willens en wetens voor het kwade
kiezen (Kierkegaard).