dinsdag 27 januari 2015

Muselmann

Muselmann: "Alle muzelmannen die naar de gaskamer gaan hebben dezelfde geschiedenis, of juister gezegd: hebben geen geschiedenis: ze zijn tot de bodem toe omlaag gegleden, vanzelf, als water dat naar de zee stroomt. Toen ze in het kamp kwamen werden ze door karakterzwakte, of tegenslag, of een willekeurig banaal incident overmand voor ze de tijd kregen om zich aan te passen; het kamp is hen een slag voor geweest, ze beginnen pas Duits te leren en iets in de heksenketel van wetten en verboden te onderscheiden als hun lichaam het al begeven heeft en niets hen meer kan redden van selectie of uitputtingsdood. Hun leven is kort, maar hun aantal grenzeloos: zij, de muzelmannen, de teloorgeganen, vormen de ruggengraat van het kamp; zij, de naamloze, altijd andere en altijd eendere massa, de niet-mensen die in stilte marcheren en zwoegen, in wie de goddelijke vonk is gedoofd, die te uitgeblust zijn om nog echt te kunnen lijden. Men aarzelt om te zeggen dat ze leven; men aarzelt om hun doodgaan dood te noemen, die dood die ze niet vrezen omdat ze te moe zijn om hem werkelijk te begrijpen. Ze bevolken mijn geheugen met hun schimmige aanwezigheid, en als ik al het kwaad van onze tijd in één beeld kon samenvatten, zou ik dit beeld kiezen, dat ik zo goed ken: een uitgemergeld mens met een hangend hoofd en kromme schouders, in wiens gezicht en ogen niets meer te lezen is van een gedachte.”"



'via Blog this'



Waarschijnlijk alleen al of ook dankzij het oplopende slaapgebrek in de brakken waarin ze poogde te slapen terwijl de helft van de medegevangen ziek naar lucht lag te proesten en de rest lag te snurken.