dinsdag 4 oktober 2011

Nobelprijs voor ontdekking versnelde uitdijing heelal

Nobelprijs voor ontdekking versnelde uitdijing heelal:

De Nobelprijs voor de natuurkunde van 2011 gaat naar de sterrenkundigen die in 1998 de versnelde uitdijing van het heelal aan het licht brachten.


Dat het heelal uitdijt, weten we inmiddels al heel wat decennia: de ruimte zet uit, waardoor sterrenstelsels steeds verder uit elkaar komen te liggen. Maar in 1998 zetten twee teams van wetenschappers de sterrenkunde op zijn kop door aan te tonen dat de uitdijing van ons universum momenteel steeds snéller verloopt. Die ontdekking heeft drie van de betrokken astronomen nu de Nobelprijs voor de natuurkunde opgeleverd.


Beide teams richtten zich destijds op supernova’s van het type Ia: explosies die optreden als een witte dwerg, een ster met grofweg de massa van onze zon samengeperst in een bol ter grootte van onze aarde, ontploft. Van zo’n explosie weten we hoeveel licht erbij vrijkomt, en dus kunnen we ze gebruiken om afstanden in het heelal te bepalen: uit hoe zwak zo’n supernova lijkt, volgt hoe ver hij zich van ons vandaan bevindt.


Alleen, toen een groep wetenschappers onder leiding van Saul Perlmutter en een ander team onder leiding van Brian Schmidt meer dan vijftig van dit soort supernova’s bestudeerden op grote afstand, bleken ze een stuk zwakker dan verwacht. De voor de betrokken wetenschappers destijds totaal onverwachte conclusie: de uitdijing van het heelal versnelt. Een conclusie die geloofwaardiger werd door het feit dat beide groepen onafhankelijk van elkaar met hetzelfde resultaat kwamen.


De Nobelprijs wordt als volgt verdeeld: Perlmutter krijgt de helft, een kwart gaat naar Schmidt, en een kwart naar Adam Riess, die volgens het Nobelcomité een cruciale rol speelde in het team van Schmidt. De uitreiking vindt zoals elk jaar plaats op 10 december.