Tijd is een schijnbaar eenvoudige zaak. In zijn meest tastbare vorm is het de wekker op ons nachtkastje, het mechanisme van ons polshorloge of het klokje op onze computer. Tijd in deze zin organiseert ons leven, rationaliseert onze economie en geeft ons de basis waarop onze levensloop een chronologische volgorde heeft met een coherent verleden, heden en toekomst. Die levensloop ontvouwt zich, zo zeggen we, terwijl de tijd loopt. Als individuen en leden van complexe samenlevingen denken we over de loop van ons leven in termen van minuten, uren, dagen, weken, maanden en jaren.
Ondertussen staan we echter nauwelijks stil bij de enorme inspanningen die het ons kost om op tijd uit bed te komen en een formidabele hoeveelheid taken, verplichtingen en beloftes te plannen in de tijd. Een hoeveelheid activiteiten die overigens steeds maar verder groeit tot een denser en complexer geheel. Binnen dit geheel zijn we helaas te gehaast om even stil te staan bij de vraag wat tijd nu eigenlijk is. Het gebeurt inderdaad te weinig dat iemand een vraag stelt over de aard van de tijd, of wat we voelen over tijd of hoe we tijd persoonlijk ervaren. Dan begint inderdaad de moeilijkheid. Hoe begin je aan een uitleg over tijd? Wat is tijd nu precies?
Als je kijkt naar de klok lijkt het antwoord simpel. Daar gaat de tijd vooruit, met dezelfde snelheid, hetzelfde tikken van de wijzer, ongestoord en schijnbaar tot in het oneindige. Toch kent iedereen ook het typische gevoel dat de tijd ‘kruipt’ of ‘vliegt’. Soms zeg je ook dat een bepaalde gebeurtenis zich ‘in slow motion’ leek af te spelen. Er zijn dus minstens twee vormen van tijd: een die geleid wordt door de tikkende klok en die voor iedereen gelijk is, en een andere die we individueel ervaren en voor iedereen verschillend is. Wat is er aan de hand? Waarom meten we tijd twee keer? Een keer mechanisch en objectief en een keer fysiek en subjectief?
Hoe zijn de dankzij de netwerksamenleving tijd anders gaan ervaren? Afbeelding: © FaceMePLS
De opkomst van de kloktijd in West-Europa
Laten we eerst en vooral kijken naar de subjectieve ervaring van tijd. Rond de eeuwwisseling van de negentiende eeuw ontstond de fenomenologie. In deze filosofische stroming was Henri Bergson een leidende figuur. Hij sprak zich uit tegen de moderniteit, tegen de rationaliserende effecten van de industrialisering en tegen de manier waarop de moderniteit beslag legde op tijd. Voor Bergson was tijd een subjectieve ervaring die weinig te maken had met de klok aan de muur. Hij wilde namelijk een alternatieve metafysica creëren tegenover wat hij beschouwde als het al te mechanistisch en wetenschappelijk beeld gegenereerd door een strikte rationaliteit. Hij hield zich daarom vooral bezig met subtiele en moeilijk vast te stellen onderwerpen die op het eerste zicht ontsnappen aan de rationaliteit. Zo schreef hij over het geheugen en herinneringen. Op basis daarvan stelde hij zich de vraag waarom we tijd zo nodig moeten meten, standaardiseren en veralgemenen als ieder van ons het uiteindelijk op een andere manier ervaart.
Om deze vraag te beantwoorden, moeten we terug naar de oorsprong van de moderne wetenschap. In West-Europa hing die nauw samen met de doorbraak van het Verlichtingsdenken en de opkomst van de kapitalistische industrialisatie. De moderne wetenschap kwam namelijk niet plots uit de lucht gevallen. Het idee dat de wereld uitdrukbaar is in cijfers ging eigenlijk al terug tot het klassieke Griekenland, het mechanistische denken van Plato en Pythagoras’ succesvolle beschrijvingen van geometrische figuren. Dat idee werd echter herontdekt tijdens de Renaissance. Van cruciaal belang hierbij was het werk van Isaac Newton. Hij ontwikkelde de theorie van de zwaartekracht. Hij werkte ook de bewegingen van planeten en sterren uit op basis van de onderlinge relatie – zoals hij het zag – tussen tijd en beweging.
Newton geloofde sterk dat tijd iets abstracts was en buiten de wereld stond. In de eerste pagina’s van zijn Principia gaf hij bijvoorbeeld aan dat "absolute ware en wiskundige tijd uit zichzelf stroomt op een gelijkmatige manier en zonder relatie tot iets externs”. De snelheid waarmee de tijd stroomt was voor Newton dus onafhankelijk van de processen in het universum. Hij nam momenten van absolute tijd in beschouwing. Die volgden elkaar op in een continue lineaire volgorde.
De meest krachtige erfenis van Newtons werk was dat het een abstracte, mechanistische en wiskundige onderbouw gaf aan onze perceptie van de natuurlijke wereld en haar plaats in het heelal. In overeenstemming met de opkomende gedachte van de Verlichtingsfilosofie dat rationele wetenschap en technologische ontwikkeling het bewijs waren van de menselijke vooruitgang, werd de machine – en de klok in het bijzonder – een metafoor voor de wereld en haar rationele, harmonieuze ordening. Het beeld van een mechanisch universum, afgebeeld als een ingewikkeld uurwerk, was krachtig. Het beeld werd fysiek vorm gegeven door de uurwerkmachines van Galileo. Die toonden de beweging van de planeten rond de zon en impliceerden daarmee dat het universum zelf een soort enorme klok was.
In de achttiende en negentiende eeuw had dit ingrijpende gevolgen voor de filosofische, sociaal-economische en politieke domeinen van het leven. Of het nu ging over landbouw, stedenbouw of efficiënte communicatie, steeds weer kwam het idee terug dat vooruitgang enkel bereikt zou worden als de irrationele, chaotische en rommelige wereld plaats zou ruimen voor een nieuwe wereld gespiegeld aan de perfectie van het bredere en veel beter geordende universum. Voor de Industriële Revolutie waren deze impulsen essentieel. Uiteindelijk was het immers de tijd van de klok die de revolutie haalbaar maakte. Lewis Mumford benadrukte bijvoorbeeld dat de klok veel belangrijker was voor de industrialisatie dan de stoommachine. Zonder nauwkeurige coördinatie van de organisatie van het moderne leven in de tijd zou de Industriële Revolutie onmogelijk geweest zijn.
De gevolgen waren echter niet te overzien. De biologische en ecologische ritmes waaraan mensen gedurende millennia waren blootgesteld werden vervangen door een nieuw tijdsbesef en een nieuwe ‘tijdsdiscipline’. Werknemers moesten worden gesynchroniseerd met de ritmes van machines en fabrieken. De invloed van de klok op het dagelijkse leven nam hierdoor snel toe. De persoonlijke en subjectieve ervaring van tijd geraakte meer en meer in de verdrukking.
Kloktijd en Fordistische groei
Al driehonderd jaar is de klok dus aanwezig in ons leven. Als de tijdelijke uitdrukking van een hele manier van leven, kwam de klok echter volledig centraal te staan onder het Fordistische model van productie en expansie. Dit model was eigenlijk uitgetekend door Henry Ford. Door de revolutionaire assemblagelijn voor de productie van zijn Model T’s, kon hij de productiviteit van zijn fabrieken enorm verhogen. Door de massale schaalvoordelen die hij hiermee creëerde kon hij zijn productiekosten ook sterk doen dalen. Hierdoor kon hij meer afgewerkte producten aan consumenten slijten. Dit succes zorgde er voor dat zijn idee van de assemblagelijn zich wijd en zijd verspreidde. In de jaren 1920 zag zelfs de jonge Sovjet-Unie deze Fordistische techniek als de weg naar de toekomst.
Tegen 1950 groeide de logica van het Fordisme uit tot de kern van het kapitalisme. Steeds meer domeinen van de samenleving werden ingeschakeld in het proces van planning, coördinatie en massaconsumptie. Fordisme werd hierdoor een echte manier van leven. De ganse maatschappij werd gebouwd op een krachtige set van verwachtingen en waarden die gebaseerd waren op de ritmes van een machine- en klok-gebaseerde tijdelijkheid. Denk bijvoorbeeld maar aan nine-to-five werk, vast werk in een specifieke branche of systemen van kredietverlening aan consumenten en producenten die steunden op positieve economische verwachtingen in de toekomst.
Deze systemen brachten de naoorlogse economie tot hoogconjunctuur en stelden samenlevingen in ontwikkelde landen over de hele wereld in staat om een welvaartsstaat in te richten. De periode van 1945 tot het midden van de jaren 1970 kunnen we daarom typeren als een eerste globaliseringsgolf. Ruimte was er in overvloed en werd druk geconsumeerd voor de opbouw en heropbouw van nieuwe infrastructuur. Ruimtelijk breidde ook de zoektocht uit naar nieuwe consumenten. De tijd van de klok paste perfect bij deze geplande en georganiseerde verbouwing en uitbreiding van het kapitalisme in de wereld.
De manier waarop Ford zijn fabriek organiseerde (hier geïllustreerd door Charlie Chaplins ‘Modern Times’ uit 1936), kwam model te staan voor onze economie en samenleving.
De opkomst van de netwerktijd
Deze expansie van het Fordistische kapitalisme veronderstelde echter ook toenemende concurrentie. Wanneer de grenzen van de planeet werden bereikt, wanneer er minder ruimte vrij was voor de bouw van nieuwe markten, wanneer er minder mogelijkheden waren om de continue stroom van grondstoffen veilig te stellen en wanneer er minder goedkope arbeidskrachten beschikbaar waren, begonnen economische crises elkaar op te volgen. Dit kwam tot een hoogtepunt in 1973 toen een wereldwijde oliecrisis een al verzwakte wereldeconomie in een recessie bracht. Er is een lange en gedetailleerde politieke en economische geschiedenis achter deze scharnierperiode in onze moderne geschiedenis, maar het volstaat om hier te zeggen dat de ‘oplossing’ resulteerde in wat wij nu ervaren als een tweede globaliseringsgolf.
Snelheid vormt de basis van deze golf. De relatieve betrouwbaarheid, voorspelbaarheid en onveranderlijkheid van het Fordisme werden immers gezien als de oorzaken van de crisis. Om uit de crisis te geraken – zo veronderstelden de bedrijfsleiders, de managers en een nieuwe generatie van neo-klassieke economen – was dus flexibiliteit nodig. Automatisering en informatisering waren de meest efficiënte manieren om die flexibiliteit te bereiken. Een hoofdrol was daarbij weggelegd voor het internet. Vanuit militaire en universitaire laboratoria kwam dat uiteindelijk in de hoofdstroom van het economische en sociale leven.
Het internet – en communicatienetwerken meer algemeen – functioneren in een virtuele ruimte waarin de netwerktijd de kloktijd vervangt. In het netwerk wordt immers een andere soort tijd gecreëerd die onafhankelijk is van de tijd van de klok en van de starre basis van het Fordistische model. Netwerktijd is de tijd van netwerkflexibiliteit en het is die vorm van technologische tijd die de ondertussen eeuwenoude hegemonie van de klok begint te ondergraven. Netwerktijd is de tijd waarin de meeste mensen tegenwoordig leven ook al zijn ze zich daar misschien niet altijd van bewust. Het is de tijd van flexibiliteit en permanente bereikbaarheid 24 uur op 24 uur en 7 dagen op 7. Het is de tijd van een flexibele en echt mondiale netwerkeconomie die zich met een verschroeiende snelheid voortbeweegt.
Netwerktijd is flexibel en gaat steeds sneller. Afbeelding: © Metrix X
Hoe verschilt die netwerktijd dan van de kloktijd? Het ritme van de klok die het industriële leven heeft gemeten gedurende driehonderd jaar is – zo hebben we geleerd van Newton – een universele tijd. Dit is letterlijk zo sinds de planeet in 1882 werd opgedeeld in verschillende (klok)tijdzones. Netwerktijd, echter, is de tijd die we online en in een netwerkcontext creëren en ervaren. In de genetwerkte samenleving wordt onze subjectieve ervaring van tijd eens te meer verdrongen, maar deze keer onder de vorm van een computer-gestuurde ‘real time’.
De tijd van de klok wordt eigenlijk betekenisloos in een wereldwijd netwerk waarin we verbonden zijn met andere online gebruikers uit eender welk deel van de wereld. Tijdzones krimpen tot niets online. Als het dag is bij ons, kan je perfect met iemand in Melbourne communiceren. Tijdzones worden dus irrelevant, behalve ten opzichte van iemands lichaamsklok, die de ervaring van alertheid of vermoeidheid produceert, en daarmee ook het probleem van het synchroniseren met de netwerktijd.
Dit maakt de kloktijd niet overbodig natuurlijk, maar onze ervaring van tijd – fenomenologisch gesproken dan – gebeurt wel meer en meer in een voortdurend groeiende netwerkomgeving en een mondiale economie, cultuur en samenleving. ‘Glijdende uren’ betekent in deze context veel meer dan het kunnen verzetten van de uren van het kantoorwerk. Het betekent dat de tijd zelf, net als de mondiale economie, in toenemende mate flexibel en kneedbaar wordt. Doordat ICT ons toelaat om meer en meer activiteiten bij elkaar te pakken in een bepaalde tijd, kan de tijd zelf op voorheen ongekende wijze gecomprimeerd worden. Denk bijvoorbeeld aan multitasking. Ook al wordt dit algemeen gezien als een goede zaak, toch is de realiteit dat het onze ervaring van tijd lijkt te versnellen.
Kunnen we de versnelling wel aan?
Mensen zijn de zwakke schakel in dit verhaal. Onze tijd in het netwerk is namelijk nu al overbelast door informatiestromen. Steeds meer zijn we afgeleid door digitale stromen waarin werk en ontspanning vervagen tot de consumptie en productie van bits en bytes. Hierbij worden we als mens herleid tot knooppunten in een wereldwijd netwerk. De klok tikt niet in cyberspace. Tijd, zoals Manuel Castells betoogt, vloeit als digitale tijd. Dit kan snel, langzaam, beheersbaar of oncontroleerbaar gebeuren, afhankelijk van het netwerkverband. Voortbewogen door de concurrentie, en beschouwd als een genetwerkte totaliteit, zijn deze fundamenteel vercommercialiseerde ‘stromen’ echter allemaal gericht op versnelling.
Wanneer het ritme van de klok in toenemende mate wordt vervangen door de stromen van het netwerk, worden patronen van tijd dus steeds volatieler en onvoorspelbaarder. De wereldwijde financiële crisis van 2008 is een voorbeeld van een collectief onvermogen om te zien wat er gaat komen. Alvin Toffler beschreef dit al in zijn profetische boek ‘Future Shock’. Hij was ervan overtuigd dat de versnelling van de verandering zelf een elementaire kracht is. Volgens hem heeft deze versnellende kracht verregaande persoonlijke, psychologische, en sociologische gevolgen. Tenzij de mens snel leert om de mate van verandering in zijn persoonlijke zaken te controleren – zo stelde Toffler – zijn we gedoemd tot een gigantische aanpassingspanne.
Het werkende leven volgens de klok of de netwerktijd? Project van Conditional Design Collective waarin ze negen maanden lang elke vijf minuten een foto van henzelf en hun scherm maakten.
Het concept tijd is dus allesbehalve eenvoudig. Als maatschappij hebben we de verschuiving naar een nieuwe relatie met technologische tijd nauwelijks erkend, laat staan overwogen. Wat betekent het wanneer het belang van de klok vermindert als basis voor het functioneren van het sociale, economische en culturele leven? Wat betekent het wanneer de constante van de kloktijd achterhaald wordt door de versnellende stromen van de netwerktijd?
Om deze vraag te beantwoorden, denk ik dat we eerst moeten nadenken over de grote invloed die de klok op de samenleving heeft gehad sinds de Industriële Revolutie. Net als de technologie van het schrijven, hielp ze mee vorm te geven aan wie we zijn, hoe we denken, en hoe we zin geven aan de wereld. De klok was begrenzend. Aan de snelheid waarmee netwerktijd doorheen de bestaande informatienetwerken wordt geduwd, is echter geen limiet. De maximumsnelheden worden slechts beperkt door de technologische mogelijkheden. De concurrentie zorgt er echter voor dat steeds snellere computers de normale gang van zaken zijn.
Onze primaire bezorgdheid zou dan ook moeten zijn hoe we moeten omgaan met de groeiende snelheid en het toenemende volume aan informatie. Hoe snel kan de samenleving worden voortbewogen voordat het allemaal individueel en collectief te veel wordt? In een veelbesproken boek merkt Nicholas Carr bijvoorbeeld op dat het internet onze concentratiecapaciteit ondergraaft. Hij betoogt dat we niet kunnen omgaan met de groei en het tempo van het internet. Hij heeft een punt. Maar het is meer dan dat alleen.
Meer dan enkel het internet is er de netwerksamenleving in haar totaliteit – van mobiele telefoons en laptops tot alles wat digitaal en koppelbaar is – die maakt dat ruimte en tijd steeds verder worden gecomprimeerd tot een volstrekt onbeheersbaar niveau. Dat we hierdoor onze concentratiecapaciteit verliezen is gevaarlijker dan we zelf denken. Onze aandachtsarmoede is namelijk verwant met een vorm van collectieve dementie: hoe erger het wordt, hoe minder we het schijnen te realiseren. Bovendien zorgt dit er ook nog eens voor dat we minder en minder in staat zijn om er zelf iets aan te doen. Gedachteloos lijken we voort te versnellen zoals een hogesnelheidstrein zonder bestuurder. Hebben we wel een idee wat er ons te wachten staat als de sporen plots ophouden?
Robert Hassan is Senior Research Fellow in het Media and Communications Program van de School of Culture and Communication aan de universiteit van Melbourne. Hij schrijft over tijd, nieuwe media, politiek en politieke economie. Zijn recentste werk heet ‘Empires of Speed’ (2009) en momenteel legt hij de laatste hand aan ‘The Age of Distraction’ dat in 2011 zal verschijnen. Dit artikel werd vertaald door Bruno Meeus en Nick Schuermans.
Zie ook:
- Lezingencyclus “Tijd, een wetenschapsfilosofische verkenning” (Studium Generale, Universiteit Utrecht; met meer achtergrondlinks en live opnamen).