Tussen het zwarte licht
onder de lantaarn, être.
Bevroren gezichtsplezier.
Zonder laatste woorden.
Nu ik haar gevild oog,
dool ik wreed ontzield,
in de kans vergeten.
Dan een vermoorde herinnering,
ontslapen smart
van doods licht en te koud leven.
En even fonkelt de gloed
van wat we ooit deden aflopen
voor een heel jaar.
In een nutteloze plaats.
Lang geleden....
met uitgespeeld kaarslicht
en trefloze sympathie.