Slapende vrouw
De onrust en de lichtbewogenontvanklijkheid van hare trekken
zijn weggewist en overtogen
door maanlicht, dat in zachte plekken
gestort ligt over kruin en peluw -
en dekens die haar slaap bedekken
welven het maanlicht tot een landschap,
een keten die zijn tere bekkens
van zilverglans doet overstromen -
hoe lieflijk droomt het hoofd daarboven:
de mond, die vlinders niet zou wekken
is vaag geopend en de ogen
die overdag het leven vingen
liggen behoedzaam nu geloken
tussen de ijle zwarte veren
van wimpers en van wenkbrauwbogen.
Porta Nigra (1934)