woensdag 19 december 2012

gedicht nr. 154::herfstblad

de kust in het hier
mijn oor, jouw oor
je lange, slanke benen
wandel om mijn middel
als haar de sloop bevrijd
en je wenende kut
je hand om de mijne grijpt
ik zucht, liefste en
strand op mijn mond

mijn hemel is blauwer
bewogen je ogen genoten
onder het vernachtte laken
ons vleselijke graat, kwellend
aanzicht en tepels huiverend
botsend, trillend naakt hart
gemarteld tussen benen opgelicht
mij tandtergend slijpt moet willig
kreunend schrijft een laatste
puntige hartenkreet
aan het doen

haar tong paart de mijne
en lippen kruisen koortsig
ons gelaat genegen likkend
aan mijn driftige knots
zet ze genageld in haar
rug terug en floepen teer
strelende weder voorbij
ballen dartel er
haar gezicht er eenzaam
dein en wieg er
tieten op ons heidens ritme
van een verrukt foppen

jouw zee boven mijn horizon
en zon je lijf soms dromend
als begeerte je vrind
en komt het stralend
ontmoet het geen ander
dan het ene begint
en eindigde zittend op
bed, je doucht
kleed en eet
gaat

weg